WIJN
Zomerse rode wijnen
Patrick Fiévez
In de zomer gaat de vraag van de klant in de richting van fruitige rode wijnen, die eerder ‘glad’ dan ‘tanninerijk’ zijn. En hun serveertemperatuur zal ook bepalend zijn voor hun waardering.
Maar welke wijnen? En wat is de ideale temperatuur om ze te serveren?
Er zijn rode druivensoorten die meer winters dan zomers zijn. De cabernet-sauvignon, koning van de Médoc (Bordeaux) of de tannat (de emblematische druivensoort van Madiran), zijn niet echt druivensoorten die in de zomer worden gewaardeerd vanwege hun tannische karakter. Aan de andere kant zijn er enkele soorten die zijn aangepast aan deze zomerse vraag. Zoals de gamay (uit Beaujolais en Touraine), de pinot noir (vooral uit de Elzas), de grenache (Zuid-Frankrijk en Spanje), de dolcetto (uit het Italiaanse Piëmont), de rijpe cabernet franc (Anjou en Touraine, in de Loirevallei) of de zeldzame tarrango (Australië).
Nu de Beaujolais, waarin de gamay-druif het best tot uiting komt, weer in de gratie valt, (her)ontdekken we wijnen met een vaak onweerstaanbare fruitigheid. En uniek in hun expressie. Bij de cru’s (Brouilly, Fleurie, Juliénas, Saint-Amour…) is deze fruitigheid meer geconcentreerd dan in de benamingen “Beaujolais” en “Beaujolais Villages”.
Deze zelfde druivensoort is te vinden in de Loire met de Gamay de Touraine die, net als zijn buren, perfect past bij de zomerkeuken. Zijn buren? Chinon, Bourgueil, Saumur… Dit zijn cabernet franc-wijnen, en moeten worden gekozen in zonnige jaargangen, want deze druivensoort kan vegetaal zijn, wat in jaren met geringe rijpheid een mager resultaat oplevert. Maar wat een genot in deze laatste millesimes: met dank aan het weer!
In de Elzas biedt de pinot noir ons wijnen met de ene keer een ‘diepe rosé’ inslag (qua kleur en structuur), dan weer in de stijl van een zachte en fruitige rode wijn. Voor deze wijnen is het sterk aan te raden om ze te proeven op ongeveer 14-15°.
In het zuiden, in de Rhônevallei, de Languedoc en de Roussillon, is de grenache ook een grote zomerse charmeur. Natuurlijk biedt hij vrij royale rode wijnen zoals Ventoux, Luberon, Côtes du Rhône, Corbières, Côtes du Roussillon. Maar wat een genot, vooral bij lamsvlees en groentenratatouille. Ze moeten allemaal tussen 15 en 16° gedronken worden.
In Italië, in de regio Piëmont, biedt de Dolcetto d’Alba frisheid en een bijzondere, zeer typische fruitigheid. Hij moet licht gekoeld gedronken worden (ongeveer 15-16°). In Spanje vinden we de grenache (waar hij vandaan komt). In Catalonië, maar vooral in Aragon, biedt hij rode wijnen tegen zeer redelijke prijzen, perfect voor het serveren per glas en met ‘wijn inbegrepen’ menu’s Om ook rond 15-16° te drinken. In Australië brengt de zeldzame tarrango een zeer originele noot op de kaart.
Het wordt te vaak vergeten: een wijn zal altijd beter zijn als hij op de juiste temperatuur wordt geserveerd. Als hij te fris wordt geserveerd, krijgen de eventuele tannines de bovenhand en wordt de wijn harder. Als hij te warm wordt geserveerd, zal de alcohol het proeven verstoren. En daarbij moet je opletten, want vooral in de zomer zal het glas dat ruim vóór het serveren op de tafel (of op het terras) wordt gepresenteerd, zeer snel de omgevingstemperatuur aannemen. Die kan tot 30° gaan… Dan moet je anticiperen op de temperatuur. Wilt u de wijn op ongeveer 16° laten proeven? Aarzel niet om die te serveren op 13-14°. Na enkele minuten heeft hij de gewenste temperatuur bereikt. Aarzel ook niet om een koeler voor te stellen (op te leggen?) om te verfrissen, zelfs voor rode wijn.
Google+
Your name
Your e-mail address
Name receiver
E-mail address receiver
Your message